Het zal zo anno 1978 zijn geweest dat ik in een studentenhuis in Utrecht aan de Adelaarstraat een prachtige diepe werkkast bewoonde. Er kon precies een bed van 1,90m klem in staan met over het voeteneind een brede plank wat als bureau diende. Als verwarming diende een smalle pannenwarmhouder die normaal naast een fornuis hoorde te staan. Als gevolg hiervan kon het lang koud blijven want de gasvlam was op 1 meter hoogte en eerst moest dus de rest van de (hoge) kast verwarmd worden alvorens het op zitniveau aangenaam werd. Om het geheel af te maken had ik een prachtig uitzicht door een plastic koepelraampje van 0,30 cm x 0,50 cm welke op de schuine dakwand was geplaatst. Als ik op mijn tenen ging staan kon ik de daken aan de overkant zien. Denk nu niet dat ik dit schrijf om mijn situatie te beklagen want dat is beslist niet waar. Ik was heel blij met deze eigen stek en heb er de leukste avonturen beleefd waar ik misschien nog wel meer over zal loslaten. Dit verhaal gaat eigenlijk niet zozeer om mijzelf alswel om mijn toenmalige buurman F. genaamd. Een stuurse blonde jongen die iets van pedagogiek studeerde maar die vreselijke boerse omgangsvormen had. Als 17 jarige tussen deze studenten heb ik mijn ogen uitgekeken wat deze bollebozen allemaal aan 'domme' zaken uithaalden. Maar goed mijn blonde buurman had wekelijks een wasje welke hij niet meenam naar zijn moeder. Dit wasje werd elke week op zondag demonstratief opgehangen en bestond uit drie of vier condooms. Iets waar ik toen al van gruwelde en waar ik nu van denk dat het waarschijnlijk eigenlijk alleen maar diende om aan alle andere bewoners te laten zien dat hij wekelijks scoorde.
Rare jongen die F.
Rare jongen die F.